vrijdag 26 oktober 2012

Het ziekenzaaltje, deel III

Het instituut
Aantrekkingskracht

Het ziekenzaaltje oefende een grote aantrekkingskracht uit op de vaste bewoners. Als je daar terecht kwam was je weliswaar ziek en had je pijn. Daar tegenover stond: individuele aandacht en zorg, een gezellige omgeving. En de  bezorgdheid van je vrienden die elke dag twee maal op bezoek mochten komen. Plus een unieke positie in de groep. Een opname was eigenlijk een prettige afwisseling van de dagelijkse sleur van het institutionele leven.

De deur van het zaaltje werd altijd aan de binnenkant op slot gedaan. Buitenstaanders konden niet, naar believen, binnenlopen. En wilde je als patiënt naar buiten, dan had je daar toestemming voor nodig. Regelmatig drentelde er een bewoner in het trappenhuis,  wachtend op het moment dat de deur open werd gedaan. En er een mogelijkheid ontstond ongezien binnen te komen. Dat lukte zelden. Een tweede manier om toch in de prettige omgeving van aardige verpleegkundigen te komen, was op bezoek gaan bij een zieke vriend. En, als het bezoekuur voorbij was, je zo stil mogelijk houden en stiekem blijven hangen. Op drukke dagen werkte dat soms een uurtje. Dan merkte iemand van het personeel de verdwaalde bewoner op en werkte hem met zachte hand de deur uit. 'Meneer Hoedeman, wat dat u hier nog? Het is al vier uur.'
"Mag ik mee-eten?' 'Nee, u moet echt terug naar uw groep. Vanavond is er weer bezoekuur.'

En vaste klant van het zaaltje was een oudere man met het syndroom van Down. Hij mankeerde iets aan zijn maag, at slecht en was daardoor erg mager. Voor zijn vrienden, een stuk of zeven 'mongolen', mannen en vrouwen met ronde, gedrongen lichamen en bolle toeten, was het bezoek een feestje. Uitgelaten kwamen ze binnen en groepeerden zich om de maagpatiënt, die zich duidelijk een leidersrol had toegemeten. Ze spraken in onverstaanbare klanken maar begrepen elkaar, zo te zien, uitstekend.  Ondanks zijn zwakke gezondheid domineerde de zieke zijn vriendenclub en kon hij, zonder duidelijke aanleiding, in woede ontsteken. Het vrolijk kwetterende groepje viel dan stil en keek beteuterd naar de grond tot de leider aangaf dat er weer gesproken mocht worden. 'Het is een dictator, hoor', zei een personeelslid.
Als het tijd was om afscheid te nemen liep de groep uitbundig groetend en zwaaiend het zaaltje uit. Het personeel controleerde of er niemand was achter gebleven of zich verstopt had. Daarna ging de deur weer op slot. Een uur later hoorde ik de magere man praten door de telefoon. Het apparaat hing pal naast mijn kamer. Hij brabbelde en pruttelde opgewonden, wel een half uur lang. In zijn eigen onbegrijpelijke taal.

De personen op de foto komen niet voor in het verhaal
Mantovani Een oud-collega stuurde me dit clipje op als achtergrondmuziek bij mijn verhaaltjes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten