zondag 21 oktober 2012

1984 deel II





Eten is een sociale bezigheid, werd ons verteld. Alle maaltijden werden met de patiënten gezamenlijk genuttigd in de eetkamer annex conversatiekamer. Het ontbijt om 8 uur ‘s ochtends, 12.00 warm eten en tenslotte een broodmaaltijd om 17.00 uur. Tussendoor werd  dezelfde ruimte getransformeerd tot een zit- en tvkamer. De tafels stonden dan los van elkaar, met een gezellig kleedje op het blad en een vaasje bloemen.
Het was november en ‘s ochtends nog donker. Om 7 uur hoorde ik de ochtenddienst arriveren. De meeste patiënten hadden een geestelijk niveau van een kind variërend tussen de 2 en 6 jaar. Ze hadden geen idee van tijd en werden gewekt door de verpleegkundigen, gedoucht en aangekleed.
Mijn kamer lag aan de eind van de gang, het verst weg van de eetkamer. Aan weerszijden van de gang bevonden zich 4 persoonskamertjes en een enkele 1 persoons.
 Op een ochtend kwam er een ratelend geluid mijn richting op. Alsof iemand een karretje duwde over het linoleum van de gang. Het stopte voor mijn deur en verwijderde zich weer tot ik het slechts in de verte hoorde. Even later zwol het geratel weer aan. Ik stond op en keek door een kier van de deur. Het lawaai werd veroorzaakt door een man van een jaar of 50 met warrig haar, gekleed in pyjama en ochtendjas, pantoffels aan de voeten. Hij was aangesloten op een slangetje van een infuuszakje. Dat hing aan een metalen staaf op wieltjes. Met die staaf in zijn hand liep hij eindeloos rondjes. Op zijn gezicht lag een doodongelukkige uitdrukking alsof die route langs de eettafels, de gang door, draaien aan het eind en dat eindeloos blijven volhouden, de enige manier was om niet uit het raam te springen
Om 8 uur zat iedereen gekleed aan tafel en probeerden we een normale situatie na te bootsen. Je wist echter nooit wat je kon verwachten. 

De eerste week van mijn verblijf zwierf er een bleke man met een bijzonder groot voorhoofd rond de ontbijttafel. Ik heb hem nooit aan tafel zien zitten. Hij loerde als een dier op voedsel, alsof het een prooi was Hij sprak geen woord maar griste een handvol suikerklontjes uit een schaaltje, greep een kannetje koffieroom en spoelde het geheel in een teug weg. De vaste bewoners keken nergens van op, zij legden automatisch beschermend hun arm rond hun bord. Er waren ook figuren die het beleg van je brood stalen als je even niet oplette. Van een gezellige conversatie was natuurlijk geen sprake. Ook al gingen de verpleegkundigen opgewekt gesprekken aan over koetjes en kalfjes. 
Het verbaasde mij altijd hoe normaal het personeel was.  Vrouwen en mannen die, al of niet gehuwd, in een huis woonden. Ze stonden ‘sochtends vroeg op en reden op de brommer naar hun werk. En ‘ avonds kwamen ze weer vrolijk thuis, hielden normale gesprekken met partners en kinderen.  Vertelden tijdens de warme maaltijd hoe hun dag was geweest, stelde ik me zo voor. Zij hadden geen idee van dwangmatige gedachten of psychotische angsten. Geen besef van een wereld die uit elkaar valt.  De zinloosheid van een vaas met bloemen, ik had niet de indruk dat ze zich daar iets bij konden voorstellen. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten