zondag 6 mei 2012

Bevrijdingsdag

Bob balanceert weer eng op het randje
Ik was doodmoe, gefrustreerd en totaal opgefokt. Het enige dat zou helpen, wist ik, was een fikse wandeling. Drie dagen op de bank liggen, al is je huis nog zo mooi, voelt alsof je opgesloten zit in een gevangenis.Ik heb de misselijke gewoonte om me af te reageren op mijn huisgenoot. Om dat te voorkomen besloot ik naar buiten te gaan. Voor de vorm kleedde ik me aan en nam mijn boodschappenkarretje mee. Vlakbij het winkelcentrum, alhier, parkeerden twee meisjes hun roze fietsen dwars op het looppad. Surinaamse meisjes, de één een jaar of 12 met een brilletje, de ander schatte ik 10 jaar. Ik had er omheen kunnen lopen maar ik bleef staan en zei tegen de grietjes: 'En wat nu? Hoe moet ik hier langs.' Ze zeiden niets maar keken mij met grote ogen aan alsof ik niet de moeite waard was om op te reageren. 'Zet je fiets tegen dat rek', zei ik en wees naar een fietsenstalling  precies daarvoor bedoeld. Ze bleven me maar aanstaren, op de één of andere manier heel brutaal. Alsof ze elk moment zouden zeggen: 'Stom oud wijf met je stomme karretje'.
'Hier lopen mensen, gebruik, verdomme, je hersens toch.' Ik had bijna het fietsje omgeduwd. Het grietje zette hem iets opzij en ik haatte mezelf. Wat een laffe actie. Als het volwassenen waren geweest, zou ik het nooit gedurfd hebben zo op te treden. Ik had mezelf wel een schop kunnen geven. Ik zag me door de ogen van de meisjes. Een heks van 80 jaar met een lelijk verkrampt gezicht leunend op haar boodschappenwagentje. Bah, bah, bah.
Ik liep door en maande mezelf tot kalmte. Zo'n vrouw wilde ik helemaal niet zijn. En had natuurlijk heel vriendelijk kunnen zeggen: 'Lieve meisjes, mag ik er even langs? ' Niet dat de reactie van het duo anders was geweest, ze trokken zich van niemand wat aan. 'Am I bothered?', die blik hadden ze in hun ogen.
Thuis vertelde ik het verhaal aan HS. Die zei: 'Je had het ook wat vriendelijker kunnen vragen.' 'Ja', zei ik, 'ik weet het.' Achteraf gezien is alles glashelder.