dinsdag 2 juli 2013

12 jaar



Eén van de gasten van mijn broer vertelde een opmerkelijk verhaal. Toen hij 12 jaar was zei zijn vader: ‘Vanaf nu ben je volwassen. Alles dat je doet valt onder jouw verantwoordelijkheid. Je kunt bij mij altijd terecht voor advies maar verder is het jouw leven.’ Hij had dit als prettig ervaren. ‘De kinderen worden nu zo voorzichtig behandeld. Helmpjes op als ze gaan fietsen. Ze worden gebracht en gehaald. Zo overdreven. Ik vind dat kinderen zo vroeg mogelijk zelfstandig gemaakt moeten worden.’
 In eerste instantie schrok ik ervan, maar naarmate ik er langer over nadacht realiseerde ik me dat het bij mij thuis niet veel beter was. Het was kristalhelder dat je vanaf je twaalfde gedoogd werd. Dat werd niet met zoveel woorden gezegd, maar kwam naar voren in het passief-agressieve gedrag van mijn moeder en de ongeïnteresseerde houding  van mijn vader. De boodschap was stilzwijgend: ‘Rot alsjeblieft zo snel mogelijk op.’

Ik werd voor het eerst ongesteld. Het overviel me niet want ik had het één en ander aan informatie opgevangen van mijn oudere zusjes. Mijn moeder gaf me niet eens een pak maandverband. En toen ik vroeg: ‘Kan ik nog wel meedoen met gym?’, snauwde ze: ‘Natuurlijk wel, doe toch niet altijd zo belachelijk.’  Vanaf die tijd wist ik dat ik alleen op moest knappen. Ik richtte mij op het behalen van mijn diploma, de weg naar de vrijheid.
In de zomer kwam er ‘s avonds een haringboer langs. Mijn moeder kocht twee haringen die ze samen met mijn vader oppeuzelde.  Ik zie ze nog zitten, het stel. Het was net of ze een front vormden. Zij tegen de kinderen. Alsof het onze schuld was dat ze zo'n groot gezin had. Dat de man naast haar er ook een rol in speelde, ontging haar totaal. Ik had ondertussen een grondige hekel aan ze gekregen en ik bracht het niet meer op ze een nachtzoen te geven.  ‘Jullie vertellen nooit wat’, klaagde mijn moeder een keer.
Soms, als ik om half vier thuiskwam van school stond de ontbijtboel nog op tafel en lag er een boodschappenlijstje. ‘Ga even naar de groenteboer’, bitste ze dan. Wat doet dat wijf de hele dag, dacht ik, met de buurvrouw praten en de Margriet lezen?

Nog één keer heb ik mijn gevoelens gedeeld met mijn vader. Het was vlak voor het eindexamen en ik was bang dat ik zou zakken. Niet eens door het gebrek aan kennis maar door mijn extreme nervositeit. ‘Ik ben zo zenuwachtig’, zei ik tegen mijn vader. Mijn vader liet zijn krant zakken en zei: ‘Ach kind, ik doe elke dag examen.’

Eigenlijk, constateerde ik aan het eind van mijn overpeinzing, was de situatie van die vriend van mijn broer veel eerlijker. De jongen wist precies waar hij aan toe was en hij kon tenminste nog terecht voor advies bij zijn vader. Advies van mijn vader? De man leefde op zijn eigen planeet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten