zondag 4 november 2012

1984, het vogelmeisje Deel IV





Het gewicht van het vogelmeisje was zo laag dat zij dag en nacht in de gaten werd gehouden. Haar bed stond op de hartbewaking. Een ruimte die grensde aan de eetzaal annex conversatiekamer met glazen wanden. Een soort aquarium waar ze de hele dag tentoongesteld zat. Zij hield stug vast aan haar magerzucht en ik begreep ook wel waarom.
Ik had mijn strijd maanden ervoor opgegeven toen ik afgeleverd werd bij een ziekenhuis en nauwelijks nog in staat was de trappen te beklimmen. Ik had gewoon door willen gaan met rondjes rennen en baantjes trekken alsof ik in training was voor de Olympische Spelen.
Nadat ik drie dagen op bed had gelegen, voelde ik mij weer sterk genoeg om te bewegen. Het ziekenhuis lag in een steriele wijk pal naast een snelweg. Ik nam de lift naar beneden en begon op de parkeerplaats mijn gymnastiekoefeningen te hervatten. Terug op mijn kamer kwam de arts langs. ‘Zo gaat het niet verder. Je kunt het je niet permitteren nog meer af te vallen.’ ‘Ach welnee’, zei ik, ‘ik val helemaal niet af.’ Een verpleegkundige haalde een weegschaal tevoorschijn waar ik drie dagen ervoor ook op had gestaan. Drie kilo’s afgevallen. Ik kon niet geloven dat ik dit helemaal niet had kunnen inschatten. Ik keek op en zag mijn gezicht mezelf in de spiegel. Ik had al minstens een jaar niet naar mezelf gekeken. Ik was veranderd in een skelet. Er wordt vaak gezegd dat anorexiapatiënten zichzelf altijd te dik vinden. Ik zag wel degelijk dat mijn manier van overleven rechtstreeks naar mijn graf leidde.

Het vogelmeisje mocht er uitzien als een 70-jarige. In werkelijkheid was ze net als de andere vrouw en ik begin 30 jaar. Ze vertelde me tijdens één van de weinige gelegenheden dat ze van haar kamer mocht, haar ellende al op 11-jarige leeftijd was begonnen. Ze had zelfs een reis naar Suriname gemaakt waar ze buikloop kreeg en op het randje van de dood verkeerde. Ze vertelde het opgewekt alsof die buikloop een uitkomst was, de kilo’s vlogen eraf zonder dat ze er iets voor hoefde te doen.
Haar angst om te eten was voor de meeste mensen onbegrijpelijk maar ik wist precies wat haar weerhield. Een hap eten in je mond steken stond gelijk aan het wakker schudden van een groep Hellehonden.
De behandeling in het reguliere ziekenhuis, dat alleen als taak had mij op te pompen tot een menselijk wezen, zou ik later omschrijven als een operatie zonder verdoving.
Vlak voordat men besloten had mij kunstmatig te voeden, kwam er een professor langs van het academisch ziekenhuis, die vertelde wat mij te wachten stond. Een eetstoornis is, net zoals het gebruiken van drugs of drank, een middel om gevoelens te dempen. Om een verslaving te overwinnen, krijg je te maken met ontwenningsverschijnselen. ‘Wat je nu gaat meemaken is erger dan afkicken van heroïne.’ Er kwam een arts binnen, hij stopte een slangetje in mijn neus, duwde het verder tot het in mijn maag terecht kwam. Er werd een zakje astronautenvoedsel aangekoppeld en ik werd alleen gelaten met de mededeling dat ik absoluut mijn bed niet mocht verlaten. Zelfs met de benen bengelen over de rand was ten strengste verboden. Ik voelde me zo verslagen dat het niet bij me opkwam ongehoorzaam te zijn.

Dat het vogelmeisje die behandeling op alle manieren vermeed, zelfs al kostte het haar leven, verbaasde mij niets. Daarom vond ik de methode van de experts, het straf/beloningsysteem, eigenlijk belachelijk. Niemand die zichzelf zo straft als de lijder aan anorexia. En, de enige beloning voor deze patiënt is afvallen. Ik zat nog in een fase waarin ik dacht dat de deskundigen meer wisten dan ik en hield mijn commentaar voor me. Ik had me al eerder kritisch uitgelaten tegen een psycholoog met wie ik wekelijks moest praten. Hij zei: ‘Jij wilt niet beter worden, hè?’
In de tijd dat ik op het zaaltje verbleef, toonde geen van de vrouwen ook maar enige vooruitgang. Het vogelmeisje stond 2 x in de week ‘s ochtends op de weegschaal te huilen: ‘Hoe kan dat nou, ik ben afgevallen?’ De andere vrouw had nog steeds de kunstmatige opgewektheid van een kind dat aardig gevonden wil worden. En ik voelde me overal onveilig en vertrouwde niemand. ‘Weet je hoe wij je noemen?’, zei een verpleegkundige, ‘de schicht.’ In plaats dat ik boos werd om deze tactloze opmerking, schaamde ik me diep. 

Copyright HdK

Geen opmerkingen:

Een reactie posten