vrijdag 27 april 2012

De lijfarts van Gerard Reve

Gerard Reve (rechts) met vrienden voor zijn huis in Greonterp, Friesland. Zie hoe hij het oortje van de hond vasthoudt.

Mijn eerste Amsterdamse huisarts zat op het Oudekerksplein. Zijn patiëntenbestand bestond uit gezinnen,werkende jongeren, studenten en uiteraard prostituees. Je stond in die tijd, als je op consult kwam buiten te wachten, weer of geen weer. Ik geloof dat de man zijn praktijk om 8.00 uur 's ochtends opende. De mensen die in de krappe wachtkamer een zitplaats wilden bemachtigen, stonden al om 7.00 uur voor de deur. Alsof het een pretje was om 2 uur lang met de knieën van de buurman tegen de jouwe in een veredelde kast te zitten. (Je wist niet beter. Overal werd je als stuk vuil behandeld. Je mocht blij zijn dat je geholpen werd. De onbeschoftheid was bij de gemeentediensten het extreemst. Het zal te maken hebben gehad met het feit dat ambtenaren niet ontslagen konden worden. Of je nu bij het GEB bezocht of een uittreksel van je geboorteakte nodig had, overal was de wachttijd minstens drie uur en kon je nog een grote bek krijgen op de koop toe.)

De huisarts, dr. Groothuyse was echter een aardige, rustige man die zich nergens over verbaasde en de tijd nam. Vandaar de lange wachttijd.  Pas later hoorde ik dat Gerard Reve één van zijn patiënten is geweest. Er is zelfs een briefwisseling tussen de twee mannen uitgegeven: Brieven aan mijn lijfarts (1963- 1980). Zo ben ik meer te weten gekomen over de dokter. Hij hielp deed niet moeilijk over het verstrekken van allerlei pillen. Reve was, zoals we weten, alcoholverslaafd  en leed aan slapeloosheid en depressies. De arts, lees ik, had zelf een broze persoonlijkheid en zou later zelfmoord plegen.


(Bron: BOL.com)
Een hoogtepunt in deze bundel is de zeer lange brief waarin Reve een aantal dromen beschrijft en voorziet van zijn eigen duiding. Een en ander betekent overigens niet, dat er in deze bundel niets te lachen valt. Groothuyse en Reve hebben niet alleen een zakelijk, maar ook een zeer vriendschappelijk contact. De brieven beslaan de periode 1963-1980. Ze documenteren daarmee een groot en belangrijk deel van het getormenteerde schrijversleven van Gerard Reve.







Reve schrijft aan dr. Groothuyse:
 Ik moet je binnenkort raadplegen over een ernstige zaak. Ik ben voornemens Woensdagmiddag op of na je spreekuur langs te komen, om je raad in te winnen. Het betreft die man met melanoom. Jawel hoor: zijn ene (goede) oog is nu blind, en hij is al tien dagen misselijk (iets met de gal, zegt men), maar toch bestraalt men metastases in de liesstreek! Gesteld dat die man mij om de laatste en uiterste dienst vraagt, hoe kan ik hem die dan geven? Wat kun jij, onverdacht, voorschrijven, dat ik in een tonicfles of appelsapfles op zijn kastje zet, of wat kan ik hem zelf toedienen? Ik geloof niet meer, dat er met die chirurg te praten valt, of moet ik dat toch proberen?"
"Ik ben niet bang voor ontdekking, maar wil onder geen beding een ander er nodeloos mee in de rotzooi halen. Dit is ook een legaal nooit recht te trekken zaak: de wet zal het nooit mogen toestaan, maar de mens zal op een gegeven ogenblik het geweten tegenover de wet moeten stellen. Hij vermeldt met verwondering, dat er altijd 'zoveel doktoren om zijn bed staan'. Kennelijk moet hij, voor iemand zijn proefschrift, nog zo lang mogelijk mee. (...)"


Lieve Jan,

(...) Ik geloof dat er een ongehoorde angst in je huist, genegenheid te verliezen, mogelijk omdat je een veel te gering oordeel over jezelf hebt. Je hebt je heel lang allerlei modieus, quasi-progressief gelul laten verkopen als echte vrijheid, en nooit kunnen geloven dat wat jij zelf aan oorspronkelijks of krankzinnigs of ekstaties dacht of voelde, enige geldigheid kon hebben. Wat of Wie de Waarheid ook moge zijn, zij is in geen geval rationeel, en evenmin materieel. De valse profeten en hetzers onzer dagen denken daar anders over, maar ze hebben geen gelijk omdat ze talrijk zijn en het voor het zeggen hebben.

Drink niet te veel en houd het bij wijn.



Met zijn wetenschappelijke studie Het menselijk tekort van de pooier in 1973 stelde Groothuijse zich ten doel niet alle pooiers over één kam te scheren (Groothuijse 1973). Maar hij typeerde de pooier wel als een man vol stoornissen.

Groothuyse schreef zelf ook gedichten Eten van Twee Walletjes


Hij verdroomt de dag met wachten op wijf en geld
alsof voor hem de sex niet telt.
Toegeven zal hij nooit dat hij verlaten en berooid
van mensenbanden alleen de schijn ophoudt aan randen
van de maatschappij een contra-held te zijn vergaan
in alcohol en razernij. 

(Groothuijse z.d.)


Reve geraakt in een vechtpartij met Simon Vinkenoog . Eigenaardig, je kunt veel van Vinkenoog zeggen
maar hij was de verdraagzaamheid zelve en deed geen vlieg kwaad.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten